- Individuele boeren hebben vaak kleine winstmarges, ondanks reusachtige winst door supermarkten.
- Banken zijn vaak erg huiverig om duurzame landbouw te financieren.
- Landbouwsubsidies maken nog altijd weinig onderscheid tussen ‘groene’ en ‘grijze’ boeren.
De landbouwindustrie zit vol paradoxen. Eén op de vijf miljonairs in Nederland is boer, wat ‘m vooral zit in de waarde van hun land en gebouwen. Tegelijkertijd zit de sector collectief 42 miljard in de schuld, wat gemiddeld meer dan een half miljoen per bedrijf is. De daadwerkelijke financiële vrijheid van veel boeren laat dus te wensen over.
Dat brengt ons tot de Rabobank. Rabo is eens ontstaan als boerencollectief en is nog altijd de geldverstrekker van 85% van alle landbouwers in Nederland. Als een boer een lening nodig heeft om zijn productiemanier te veranderen, is de kans dus groot dat Rabo het laatste woord heeft daarover. En dat is momenteel een groot knelpunt in de transitie naar een duurzamer voedselsysteem in Nederland. Voor boeren die overstappen op biologisch duurt het vaak even voordat ze weer winstgevend zijn en die onzekerheid geeft de bank ‘’buikpijn’’, geven ze zelf toe. Veel boeren die bij Rabo aankloppen voor groene investeringen, worden afgewezen. In plaats daarvan dringen bankieren van de Rabobank nog altijd aan op verdere intensivering.
Sinds het stikstofvonnis in 2019 is deze wrange houding onder vuur gekomen. Het WWF was in juli 2022 bijvoorbeeld erg kritisch op Rabo en stelde dat hun huidige investeringsbeleid ‘’schijnzekerheid op korte termijn’’ creëert voor boeren, die juist haaks staat op de transitie naar een toekomstbestendige sector. Intern lijkt er nu eindelijk vooruitgang geboekt te worden en ook ChristenUnie-minister Staghouwer zette publiekelijk druk op de bank. Of dit zich vertaalt naar meer mogelijkheden voor stikstofarme landbouw, zal de komende jaren moeten blijken.
En dat is niet de enige financiële drempel voor progressieve boeren. Ook de grote supermarktketens, die zelf jaarlijks honderden miljoenen winst boeken, houden de ouderwetse ‘race naar de bodem’ in stand door boeren tegen elkaar uit te spelen met minuscule inkoopprijzen. Een boer denkt wel twee keer na voordat hij zijn winstmarge nóg kleiner maakt door minder intensief om te gaan met zijn land. Nog altijd weigeren de supermarkten aan te schuiven bij de landelijke stikstofonderhandelingen, net als zuivelgigant Campina trouwens. Dat bedrijf verzet zich expliciet tegen plannen voor meer biologische landbouw in Nederland.
De supermarkten en Campina wijzen naar de consument – dat zij niet voor de duurdere bio-producten gaan, ligt buiten hun macht. Dat prijsverschil is echter bedrieglijk. Goedkope producten die niet duurzaam geproduceerd worden, brengen verborgen kosten mee in de vorm van milieuschade. Concreet: biologische boeren vragen hogere prijzen, want minder krachtvoer en kunstmest (lees: minder stikstof) betekent een lagere opbrengst per hectare. Intensieve boeren genieten daarentegen de voordelen van stikstof, zonder op te draaien voor de tol die dat eist van de biodiversiteit en volksgezondheid. Uiteindelijk worden die kosten natuurlijk alsnog verhaald op de belastingbetaler. Is het eerlijk dat de ‘grijze’ landbouw op deze manier concurreert met de ‘groene’ landbouw?
Eén manier waarop biologisch eten betaalbaar zou worden voor meer mensen, is door subsidie weg te halen bij de vervuilers en toe te wijzen aan duurzame boeren. Binnen de Europese Unie bestaat een Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), waar ruim een derde van het hele EU-budget in gaat zitten. Het oorspronkelijke doel hiervan was juist schaalvergroting en intensivering. Sinds de jaren ’90 is er meer aandacht voor milieuvriendelijkheid, maar eigenlijk blijft dat bij rommelen in de marge. Ook dat remt ecologische ontwikkelingen binnen de landbouwsector.
Voor de periode 2023-2027 geldt dat 20 à 25% van dat potje toegewezen wordt op basis van duurzaamheid, de rest is vrijblijvende inkomensondersteuning (‘hectarepremie’). Wat die eco-eisen dan precies zijn, mogen de lidstaten zelf bepalen. Ook is die 20-25% een minimum: een groter deel koppelen aan duurzaamheid mag ook. De EU noemde de invulling van de landbouwsubsidie door ChristenUnie-minister Staghouwer in 2022 echter ‘’incompleet, niet zorgvuldig en op onderdelen in tegenspraak met elkaar (…); het ontbreekt aan ambitie [qua milieu, biodiversiteit en klimaat]’’.
Een klein land met grote problemen, die ook grote oplossingen eisen. Laat bij de verkiezingen dit jaar merken dat Nederland snakt naar daadkrachtig duurzaam beleid, waarbij álle betrokken partijen eerlijk bijdragen en profiteren. Alleen zo kunnen we de stikstofcrisis achter ons laten. Check ook de missie van stoftotnadenken.nu: Niet sexy, wel belangrijk.
MEER WETEN? 》Sector voor 42 miljard euro in de schuld (Schellart, 2016) 》Landbouw in Nederland lijdt bijna altijd verlies (Van der Boon & Kakebeeke, 2022) 》Duurzaam boeren geeft Rabobank ‘buikpijn’ (Smal et al., 2022) 》Zembla (20-10-2021) 》Hooguit 10 procent minder koeien, meer hoeft de veestapel niet te krimpen, zegt de hoogste baas van FrieslandCampina (Persson & Smit, 2022) 》Strijd om Brusselse miljarden: gaat de Europese landbouw nu wél vergroenen? (Van Dinther, 2021) 》Kan Nederland 800 miljoen aan EU-landbouwsubsidies een groene bestemming geven? (Smit, 2021) 》Europese Commissie veegt vloer aan met Nederlands landbouwbeleid: ‘incompleet en inconsistent’ (Daalder & Joosten, 2022) 》Snoeiharde kritiek Brussel op landbouwplan Nederland (Van Slooten, 2022) |