Trots presenteerden de BoerBurgerBeweging en JA21 afgelopen jaar hun ‘reperatiewet stikstof’, hun visie voor het oplossen van de stikstofcrisis. Een prominent onderdeel daarvan is het wegnemen van de juridische bescherming die bepaalde natuurgebieden genieten in het kader van ‘Natura 2000’ nu. De helft van alle reservaten in Nederland zou het veld moeten ruimen. Een van de gebieden die het hardst getroffen zou worden, is de Achterhoek in Gelderland.
Het voorstel
De enige voorwaarde die JA21 en de BBB dusver gepresenteerd hebben, is dat Natura 2000-gebieden minimaal tweehonderd hectare groot zouden moeten zijn. Zo niet, dan verliezen ze hun recht op bescherming. Daarmee bereik je nog niet die beoogde reductie van 81 reservaten, maar desalniettemin belanden 32 bestaande natuurgebieden in de gevarenzone zo.
De redenering erachter is dat kleine natuurgebieden gevoeliger zijn voor stikstofdepositie. Dat is in principe ook zo: een afgelegen heideveld in het midden van de Veluwe is veel beter beschermd dan een heideveld dat aan alle kanten grenst aan intensieve veehouderij. Ten opzichte van wat het oplevert, zouden relatief veel bedrijven op hun stikstofuitstoot moeten gaan letten.
Het moet gezegd worden dat die ‘kritische oppervlaktewaarde’ van JA21 en de BBB zeker niet heilig is. Langgerekte natuurgebieden, zoals de Maasduinen (5.300 hectare) en Nieuwkoopse Plassen (2.000 hectare), hebben ook geen afgelegen kern. Sommige Natura 2000-gebieden die op papier boven de 200 hectare uitkomen, zoals het Geleenbeekdal, bestaan in feite uit verschillende deelgebiedjes die niet in direct contact met elkaar staan.
Maar goed, de logica achter het voorstel is ook niet volledig onjuist. Sterker nog, kleine natuurgebieden zijn niet alleen gevoeliger voor stikstofneerslag, maar ook voor extreem weer, ziektes en inteelt. Als een populatie voor wat voor reden dan ook uitdunt, kan immigratie uit omringende gebieden daarvoor niet compenseren. Door de versnippering van hun leefgebied sterven soorten simpelweg sneller uit, waarmee het hele ecologische kaartenhuis in gevaar komt. Als je aan zo’n precair ecosysteem (juridisch bindende) instandhoudingsdoelen koppelt, voelt dat inderdaad als dweilen met de kraan open.
Met hun ‘reperatiewet stikstof’ schilderen JA21 en de BBB dit geploeter af als een onredelijke last op de landbouwsector en de industrie. Het opmerkelijke daaraan is dat juist Moeder Natuur veel heeft moeten opofferen voor de economie, niet andersom. Nergens in Nederland is dat zo duidelijk als in de Gelderse Achterhoek, waar het aantal natuurreservaten volgens de BBB en JA21 moet worden teruggebracht van vijf naar één.
De verloren Veluwe
Dé BN’er van de Nederlandse wildernis is natuurlijk de Veluwe, de reusachtige stuwwal ten westen van de Gelderse IJssel. Het gebied ten oosten van de IJssel, de Achterhoek, wordt tegenwoordig vooral geassocieerd met weilanden en boerderijen. Toch is dat scherpe contrast een érg recente ontwikkeling: honderden jaren zagen de Veluwe en de Achterhoek er erg vergelijkbaar uit en dat heeft alles te maken met hun vergelijkbare geologie. Met uitzondering van de rivierdalen is de bodem van Zuid- en Oost-Nederland erg zanderig. Het kan weinig water vasthouden en staat bovendien bekend als arm qua voedingsstoffen. Zulke omstandigheden zijn niet erg geschikt voor het verbouwen van gewassen.
Sinds jaar en dag stellen heidevelden mensen in staat om toch aan hun kostje te komen hier. De zandbodem zelf is weliswaar onvruchtbaar, maar de wilde planten die erop groeien verzamelen de schamele voedingsstoffen en concentreren die in hun wortels en bladeren. Eigenlijk zou het dus efficiënter om je gewassen te laten profiteren van het harde werk dat die wilde planten (gratis!) uitvoeren. De manier waarop dat werd gedaan, was door periodiek de toplaag van deze ‘woeste gronden’ af te gegraven (plaggen). Mix het met wat mest en voilà: een uiterst vruchtbaar goedje.
Voor iedere hectare aan akkergrond die je zo bemest, moet je ruim tien hectare afplaggen. Als een gebied eenmaal geplagd is, duurt het jaren voordat het weer hersteld is. Naarmate de bevolking in Nederland groeide, nam de intensiteit van het plaggen alleen maar toe. Het knalpaarse struikhei is een van de plantensoorten die het best kan omgaan met het voedselarme en zure milieu dat zo ontstond. Op andere plekken ontstonden zelfs uitgestrekte stuifzanden, waar vrijwel geen vegetatie voorkomt.
Rondom 1900 overheersten deze biotopen Hoog-Nederland, afgewisseld met hooi- en graslanden, voedselrijke akkers, drassige veenmoerassen, struikachtige heggen en stukjes bos. In dat mozaïek bestonden talloze habitats en niches voor een veelvoud aan dieren, planten en schimmels. Sterker nog, mogelijk lag de totale soortenrijkdom toen hoger dan vóórdat mensen de Lage Landen domineerden. De behoeftes van de mens hoeven niet per se in conflict te zijn met biodiversiteit.
Dit tijdperk, de ‘potstalcultuur’, kwam rondom 1950 tot een einde met de uitvinding van synthetische kunstmest en de mechanisering van de landbouw. De oude technieken waren simpelweg minder lucratief. Niet alleen in Gelderland, maar ook in heel Brabant, Overijssel en Drenthe is toen een onvoorstelbare hoeveelheid heide verloren gegaan ten gunste van de geïndustrialiseerde, intensieve landbouw.
De Veluwe ontsprong de dans. De bodem was daar uitzonderlijk taai en bovendien was de economische nadruk rond 1900 al verschoven van landbouw naar bosbouw. Die bossen konden zich ook steeds verder uitbreiden, want de stuifzanden en heidevelden werden niet meer afgeplagd, de oorspronkelijke dynamiek met grote grazers en natuurbranden was platgeslagen en het nutriëntenlevel steeg door stikstofneerslag. Op bepaalde plekken zorgt natuurbeheer ervoor dat de open landschappen en de bijbehorende soorten niet compleet verdwijnen. Vooral daarom staat de Veluwe tegenwoordig bekend als de ecologische schatkist van Nederland.
De Achterhoek had dat geluk niet. De voedselarme heidegrond werd omgeploegd en bemest, velden werden groter, ruige heggen en bermen verdwenen. De klap voor de biodiversiteit was tweeledig: niet alleen zijn biotopen zoals heide en veenmoeras flink afgenomen in oppervlakte, maar ook is de levendigheid van die nieuwe landbouwgebieden alleen maar verslechterd sindsdien. De plantendiversiteit op het platteland is extreem laag tegenwoordig, het stikstofrijke raaigras overwoekert al het andere. Graslandvlinders zijn sinds de jaren ’50 met 66% procent afgenomen, weidevogels zelfs met 75%. In een paar generaties tijd is de Achterhoek onder het mom van economische vooruitgang veranderd in een groene woestijn.
Heemtuinen
Vijf Natura 2000-gebieden herinneren ons tegenwoordig aan de Achterhoek van honderd jaar geleden. Zij zijn gespaard gebleven doordat ze eigendom waren van Staatsbosbeheer of Natuurmomenten bijvoorbeeld. Vier ervan staan op het schraplijstje van de BBB en JA21. We lopen ze even langs:
Stelkampsveld: het meest noordwestelijke reservaat in de Achterhoek, gelegen richting de grens met Overijssel. Het ‘kamp’ in de naam verwijst naar het kleinschalige boerenlandschap dat vroeger de norm was in de Achterhoek en hier bewaard gebleven is. Van de vijf Achterhoekse reservaten is het de enige die primair daarop focust. Talloze rijke weides worden dooraderd door bomenrijen en houtwallen. De aanwezigheid van natuurlijke meertjes (vennen), gevoed door grondwater met een hoge pH, betekent dat er allerlei milieugradiënten te vinden zijn. Dat vertaalt zich naar een hoge soortendichtheid.
De aanwezigheid van de grote muggenorchis [foto 1], een orchidee van tot wel 60 cm hoog, is erg waardevol. Ze worden bestoven door onder andere de kolibrievlinder, het kleine avondroodje en andere nachtvlinders, de zaadjes ontkiemen alleen in de aanwezigheid van ondergrondse schimmelnetwerken. Een indicator van een bruisend ecosysteem dus! In het hele West-Europese laagland is deze bloem op de retour. Dat geldt ook voor de parnassiabloem, een moerasplant [foto 2]. In de Alpen en Oost-Europa gaat het nog best goed met die soort, maar ook in de Hollandse duinen bevindt zich nog significante populatie. Gehoopt wordt dat tussenliggende ‘stapsteentjes’ zoals het Stelkampsveld deze populatie weerbarstiger maken. Overigens bestaat er ook bewijs dat suggereert dat de parnassia’s in Gelderland en Overijssel een geheel unieke genetische variant zijn.
Met een oppervlakte van ‘slechts’ 102 hectare vinden JA21 en de BBB dat de wettelijke bescherming voor het Stelkampsveld moet komen te vervallen. In 2019 werd een stukje van het Stelkampsveld kort bezet door boeren die protesteerden tegen herstelmaatregelen voor de biodiversiteit.
Korenburgerveen: dit is het grootste natuurreservaat in de Achterhoek, de oppervlakte ervan is vergelijkbaar met het nabije stadje Winsterswijk. Vroeger werd het Korenburgerveen ook gebruikt voor het plaggen van heide, maar bovenal werd er veel brandstof geoogst in de vorm van veen (’turf’). Op sommige plekken hebben de oorspronkelijke veenmossen de tand des tijds echter weten te doorstaan en nu herstelt het drasland. Bijzonder aan het Korenburgerveen is dat de complete gradiënt van laagveen (gevoed door rivierwater, nutriëntenrijk) naar hoogveen (gevoed door regenwater, nutriëntenarm) bewaard is gebleven. Niet voor niets wordt het Korenburgerveen omschreven als een van de belangrijkste veengebieden van West-Europa.
Het Korenburgerveen is een broedgebied voor de majestueuze kraanvogel [foto 1]. Minder spectaculair, maar wel heel bijzonder zijn de slakvliegen [foto 2], waarvoor je het Korenburgerveen gerust een hotspot van wereldformaat mag noemen. Ook voor andere kwetsbare insecten, zoals boktorren, dazen, zweefvliegen en waterkevers, is het een belangrijk gebied. Toch zie je ook hier de stikstofcrisis terug, met de recente extinctie van onder meer de veenmosorchis (1978), zilveren maan (2013) en speerwaterjuffer (2019).
Bekendelle: zoals ook voor de twee reservaten hierna geldt, ligt dit Natura 2000-gebied eveneens in de buurt van Winterswijk en de grens met Duitsland. Zo vormen ze samen een soort ecologische corridor richting het Korenburgerveen, vooral als je je beseft hoeveel bomenrijen al bestaan tussen deze reservaten. Desalniettemin geldt voor Bekendelle dat de officiële oppervlakte ervan slechts 88 hectare is, wat betekent dat de BBB en JA21 het reservaat willen opheffen.
Bekendelle is een bosgebied gelegen langs de hier vrij meanderende Boven-Slinge. Als dat stroompje buiten zijn oevers treedt, ontstaat een uniek moerasbos. Dit woud is op natuurlijke wijze ontstaan en wordt daarom gezien als een Nederlands unicum [foto 1]. Bekendelle is van nationale significantie voor de middelste bonte specht, bosbeekjuffer [foto 2], beekschaatsenrijder, bosgeelster, slanke sleutelbloem, smalle beukvaren en spatelmos.
Willinks Weust: dit is het enige kalkgebied in Nederland buiten Zuid-Limburg. In combinatie met een natuurlijke gradiënt van hoge, droge zandgrond naar een vochtig rivierdal ontstaat zo een ware hotspot voor biodiversiteit. De schitterende bijenorchis [foto 1] steelt de show, maar plantenkenners komen vooral af op de grootste populatie karwijselie van Nederland, een flinke bloemplant die in heel Europa worstelt met de intensivering van de landbouw. Verspreid over de heides, graslanden en bossen vind je verder ook rode haagbraam, vlogzegge, boskortsteel, vetmos en plakkaatmos.
Ruim vijfhonderd schimmelsoorten komen voor in het gebied, wat het een locatie van internationaal belang maakt voor onder andere de violette gordijnzwam [foto 2], forse melkzwam, violetgrijze wasplaat en dikke trechterzwam. De Willinks Weust is ook van onschatbare waarde voor de grote bosmuis, de oehoe, de wespendief, de kamsalamander, de kleine ijsvogelvlinder, de grote weerschijnvlinder en zuidelijke oeverlibel. En toch willen JA21 en de BBB af van de beschermde status die het gebied heeft.
Wooldse Veen: het gebied dat misschien wel het meest worstelt van deze vijf. Qua ecologie is het gebied vergelijkbaar met het grotere Korenburgerveen, alleen heeft het afgraven van veenmos vroeger grootschaliger plaatsgevonden in het Wooldse Veen. Er daalt momenteel drie tot vier keer zoveel stikstof neer als de resterende vegetatie kan verdragen, met weinig zicht op verbetering. Ook kampt het gebied met verdroging. Desalniettemin zijn er onder andere blauwborstjes [foto 1], gladde slangen, venwitsnuitlibellen, elegante kokerjuffers, donkere goudoogdazen, lavendelhei en kleine veenbessen te vinden.
De tendens in het Wooldse Veen is er eentje van twee stappen vooruit, één achteruit. De terugkeer van twee zeldzame vlinders, het veenbesblauwtje [foto 2] en de veenbesparelmoervlinder, stemmen optimistisch. Tegelijkertijd botst de omliggende landbouw nog steeds structureel met de behoeftes van de natuur. De gemoederen laaiden in 2019 flink op, boeren blokkeerden de toegangsweg naar het reservaat. De komende decennia zullen bepalen of het moeras kan herstellen of functioneel zal verdwijnen. Het Wooldse Veen is 63 hectare groot en JA21 en de BBB zijn de bescherming ervan vanuit Natura 2000 dan ook liever kwijt dan rijk. Wat ze daarbij weglaten, is dat de Duitse wederhelft van het Wooldse Veen twee keer zo groot is. Zo mager is het natuurgebied dus ook weer niet.
Het échte risico
Vergane glorie: helaas is dat een goede omschrijving van veel Natura 2000-gebieden in Nederland, waaronder ook zeker de kleintjes in de Achterhoek. Toch hebben we hopelijk laten zien dat het ook zeker geen levenloze ‘spookreservaten’ zonder waarde zijn.
Overigens zit de belangrijkste reden voor hun voortbestaan misschien juíst wel in de vitaliteit van hun grote broer. Nu is het Korenburgerveen ‘slechts’ een paar stapsteentjes verwijderd van andere natuurgebieden bij de oosterburen, een migratiebarrière die voor sommige soorten te overwinnen is. Sterker nog, zelfs sommige bewoners van onze nationale trots, de Veluwe, zullen nog baat bij hebben bij de groene parelketting in de Achterhoek.
Het opdoeken van natuur is geen oplossing voor versnippering: raakt het Korenburgerveen zijn satellieten kwijt, dan wordt het pas écht een eenzaam eilandje. Ecologisch gezien de zoveelste domper. Politiek gezien opeens een makkelijke prooi voor toekomstige strepen door ons Natura 2000-lijstje. Vergeet niet, met die ‘kritische oppervlaktewaarde’ schrappen de BBB en JA21 nog maar 32 gebieden. Nog niet hun beloofde 81.
VERDIEPING: WAT IS EEN BESCHERMD NATUURRESERVAAT PRECIES? Biodiversiteit is overal, van de Waddenzee tot je darmen. In Nederland hebben we geen ‘wildernis’, gebieden zonder enige menselijke invloed. Wel hebben we gebieden waar we de invloed van mensen proberen te minimaliseren, ten gunste van wilde dieren, planten en schimmels. Deze natuurgebieden vormen samen de motor die de ecologische machine in de rest van Nederland draaiende houdt. In Nederland zijn, wettelijk gezien, twee ‘smaakjes’ natuurgebied te onderscheiden: Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Alleen in Natura 2000-gebieden (9% van het landoppervlak) wordt soortenrijkdom ook daadwerkelijk juridisch beschermd. Deze juridische bescherming zie je terug in de stikstofcrisis. NNN-gebieden (11% van het landoppervlak) kan je zien als zones die weliswaar als natuur op de kaart staan, maar verder niet beschermd worden als het er slecht gaat. Kwetsbare ecosystemen vind je dan ook vooral nog in Natura 2000-gebieden. De BBB en JA21 pleiten voor het halveren van de hoeveelheid Natura 2000-reservaten in Nederland, waarmee die gebieden automatisch onder de veel minder strikte NNN-regels zouden komen te vallen. |
MEER WETEN? 》Habitat fragmentation and its lasting impact on Earth’s ecosystems (Haddad et al., 2015) 》Historisch Grondgebruik Nederland rond 1900 (Knol et al., 2004) 》Effects of grazing by free-ranging cattle on vegetation dynamics in a continental north-west European heathland (Bokdam & Gleichman, 2001) 》Afname flora en fauna in agrarisch gebied sinds 1900 (CBS, 2020) 》Hoe gaat het met de biodiversiteit in Gelderland? (Provincie Gelderland, 2021) 》Natura 2000-gebieden in Gelderland (LNV, 2023) 》Parnassia palustris in the Netherlands (Gadella & Kliphuis, 1965) 》Parnassia palustris: a genetically diverse species in Scandinavia (Borgen & Hultgård, 2003) 》Hoogvenen (Jansen & Grootjans, 2019) 》Meer soorten op de hei: red het heischraal grasland (Van der Zee et al., 2020) 》The Pan-European Ecological Network in Western Europe (Jongman et al., 2006) |